Van 23 tot 27 juli strijkt de BMX-wereld neer in Heusden-Zolder voor het wereldkampioenschap. Na een succesvolle editie in 2015 verkoos de UCI om het gevecht voor de regenboogtruien opnieuw te laten doorgaan in België. BMX is weer helemaal hot in ons land, maar daar hebben Marcel Bollansée en Frank Smets, de peetvaders van het Belgische BMX, hard voor moeten knokken. Een terugblik op het hobbelige parcours van BMX in België.
We spreken af met onze peetvaders in de kantine naast het Joël Smets BMX-circuit in Dessel. “Dit is exact de plaats waar het in 1979 voor mij allemaal begon”, begint Frank, voorzitter van BMX2000. “BMX was een maand of twee bekend in België toen ik in aanraking kwam met de sport. Ik was een grote motorcrossfan, maar in dat jaar heb ik mijn motor aan de kant gezet en ingeruild voor een BMX-fiets. De rest is geschiedenis”, lacht de 53-jarige ex-BMX-piloot. Ondertussen ontdekte ook Marcel de steeds groeiende sport. “Ik zat in de voetbalwereld tot mijn zoon en dochter in 1984 het idee kregen om te gaan BMX’en. Op dat moment zei ik: “Ik kan geen twee heren dienen”. Dan heb ik het voetbal vaarwelgezegd en al mijn energie in BMX gestopt. Als je door die microbe gebeten bent dan geraak je er nooit meer vanaf”, klinkt het bij de man die zowat alle functies binnen het wereldje heeft bekleed.
De eerste drie jaren waren de parcoursen niet meer dan weilanden, maïsvelden of stroken naast het lokale voetbalplein. “In Dessel klopten we vijftig palen in de grond, spanden er een koord rond en rijden maar”, blikt Frank terug. “Er waren nog geen starthekken, maar we gebruikten wel een ander ingenieus systeem. Een soort elastiek, zoals je die vroeger in onderbroeken vond, werd aan een kant vastgebonden. Op een bepaald moment werd die ‘afgestampt’ en dan kon je vertrekken. Als je als eerste een startplek mocht kiezen, dan ging je uiteraard voor de plaats waar de man die rekker vasthad want daar was het hek eerder weg.” “Dat was pure fun. Eigenlijk waren dat zalige tijden, hé Frank?”, geniet Marcel duidelijk opnieuw van deze herinneringen. “Dikwijls ging er op zondag een VLM-motorcross door en dan was het daags voordien fietscross op dezelfde locatie. We moesten een deel van de springbulten nemen die voor motorcrossers waren aangelegd, maar we geraakten daar bijna niet op met onze BMX. Nadien evolueerde het naar het Amerikaanse recept: een speciaal aangelegd parcours met enkele kombochten erin.”
Halfweg de jaren tachtig leek de extreme sport uit zijn voegen te gaan barsten, maar in 1985 stuikte alles plots in elkaar. De Vlaamse Raad kwam in februari met een decreet dat een minimumleeftijd van vijftien jaar eiste vooraleer een kind aan wielrennen mocht doen in competitieverband. “Dit was de doodsteek voor onze sport want je moest er echt van jongs af aan mee beginnen”, aldus de nu 77-jarige Marcel. “Er werden zelfs mensen vervolgd omdat ze zich niet aan de wet hielden. De gevolgen waren desastreus want het aantal vergunninghouders viel op een bepaald moment terug tot niet meer dan vijftig. Ook de parcoursen smolten weg waardoor enkel Pulderbos, Aarschot en Keerbergen overbleven.” BMX balanceerde op de rand van de afgrond, maar dat was buiten Bollansée gerekend. In de tweede helft van de jaren tachtig redde hij als voornaamste sleutelfiguur de sport van de ondergang. “We liepen alle politieke partijen en ministeries met knikkende knieën af om kinderen terug te laten BMX’en. Ze deden veel beloftes, maar het heeft ons jaren gekost vooraleer we iets bereikten. Uiteindelijk liet de overheid de minimumleeftijd weer zakken naar twaalf, tien, acht en later zelfs naar vijf jaar”, vertelt de peetvader van het Belgische BMX. Het is duidelijk waaraan hij deze eervolle titel heeft verdiend. Allemaal in koor: merci, Marcel!
Ik wilde een parcours bouwen en een club oprichten.
Ondertussen bleef Frank actief als rijder, maar eind jaren tachtig had hij er genoeg van. “Na veel blessures was ik het moe en heb ik mijn BMX-fiets aan de haak gehangen. Ik probeerde het in het mountainbiken, maar dat was een totaal andere en veel serieuzere wereld dan het BMX. Na anderhalf jaar ben ik toch teruggekeerd en sindsdien ben ik niet meer weggeweest.” In 1998 besloot Frank het over een andere boeg te gooien. Hij stopte als BMX-piloot en speelde met een idee waar velen hem gek voor verklaarden. “Ik wilde een parcours bouwen en een club oprichten. Als actief BMX’er was ik een van de mannen met het meeste commentaar op organisaties en hun parcoursen. Ik nam mezelf voor om het beter te doen dan alle anderen.”
Marcel wierp zich in die periode op als echte pater familias van het BMX en trok met andere initiatiefnemers naar burgemeesters om nieuwe en betere parcoursen te laten aanleggen. Zo nam het aantal clubs toe en kwamen er steeds meer jonge rijders bij. Al reikte Marcels takenpakket veel verder dan dat. Hij zorgde naast een professionelere omkadering en extra parcoursen ook voor meer sponsors, veelgevraagde juryleden in het buitenland en echte trainers. Dankzij zijn inspanningen kon Frank verder bouwen, en zo volgden opnieuw anderen in zijn enthousiasme. Kortom, onze twee peetvaders zorgden ervoor dat de Belgische BMX-wereld van nul tot absoluut wereldniveau werd getild. “Af en toe heb je wel een dipje en vraag je jezelf af waarom je het allemaal doet. Maar als je dan naar een training komt en je ziet die kleine mannen zich amuseren… op dat moment valt alle spanning zo weer weg”, vullen Frank en Marcel elkaar perfect aan.
Het aantal jonge rijders blijft stijgen en er zitten heel wat sterke jongens en meisjes tussen.
De jeugd doet het overigens heel goed op dit moment. Dat is te danken aan het toenemende aantal tracks in België, maar evenzeer aan de goede omkadering van de nationale selectie en kwalitatieve trainingen. “Het aantal jonge rijders blijft stijgen en er zitten heel wat sterke jongens en meisjes tussen. Ze maken elkaar sterker door steeds met elkaar in duel te gaan. De talentenvijver om in te vissen is ook groter dan vroeger, en dankzij de trainingen en wedstrijden worden de grootste talenten nog beter”, verklaart Marcel de opmars. “Ook bij de elites zijn we volop bezig met het herstel. Door het decreet konden we jarenlang geen echte toppers afleveren, maar nu zet de inhaalbeweging zich steeds verder door. De andere landen gingen gewoon door met hun opleiding, maar wij stonden machteloos. Van heel goede rijders bij de jeugd komen we nu steeds dichter bij onze elites die de vruchten plukken van het jarenlange werk”, geeft Frank ons hoop voor de toekomst.
Hard werk verslaat talent als een talent niet hard werkt. Dat beseffen onze twee BMX-bezielers maar al te goed want ze zorgden, en Frank nog steeds, voor trainingen op hoog niveau. “Voor clubtrainingen zoeken we een combinatie van alle aspecten die je moet beheersen. Op een uurtje kun je er niet alles induwen, maar er moet toch veel aan bod komen. Om sprintjes te trekken, ga je niet per se naar een clubtraining want dat kun je thuis ook doen. Maar als we dat hier op de club niet doen, dan gaat 70% van de leden het gewoon niet doen. Daarnaast werken we aan starten, techniek, tactiek, interval, uithouding, … Je doet het eigenlijk voor iedereen want goede BMX’ers en beginnelingen zitten in dezelfde groep. Je hebt ook maar één parcours en daar moet alles gebeuren”, geeft Frank een inkijk op de clubtrainingen. Al is het in de winter vaak wat lastiger. “Dan is het parcours meestal niet berijdbaar. In België hebben we twee indoorparcoursen ter beschikking, maar dat is nog niet genoeg. Wij proberen zolang mogelijk naast het parcours te trainen, oefenen met een starthek en voorzien mountainbiketrainingen, maar het houdt ergens op. Een ideale situatie zou zijn dat er bijvoorbeeld in Turnhout een overdekte piste zou komen zoals in Gent.” Sponsors en weldoeners, verenigt u!
Een track kun je zo pittig maken als je wil, maar iedereen moet er kunnen overrijden zonder valpartijen.
BMX verdient zonder twijfel meer media-aandacht. Als dat er komt, dan ligt de weg naar grotere sponsors open. Die zijn trouwens meer dan welkom want een kwalitatieve BMX-track aanleggen is verre van goedkoop en bovendien niet simpel. “Een track laten aanleggen is bijna onhaalbaar want dat zou rond de 350.000 euro kosten.” Als je zoveel geld moet neertellen voor een track dan wil je uiteraard een topper van formaat. Maar wat is nu het geheim van een goed parcours? “Er is er eigenlijk maar eentje”, verklapt Frank. “Je wil gewoon zo weinig mogelijk valpartijen op jouw parcours.” Marcel heeft met zijn decennia ervaring ook een klare kijk op het geheime recept. “Een track kun je zo pittig maken als je wil, maar iedereen moet er kunnen overrijden zonder valpartijen. Zowel een vijf jaar oude beginneling als een getrainde elitepiloot moet er plezier aan beleven.”
Velen onder ons hebben al meerdere vakantiedagen gespendeerd door zelf wat heuveltjes aan te leggen in een bos, maar hoe begin je in godsnaam aan zo’n parcours? “Bij de meest recente wijzigingen in Dessel heb ik tegen Toon Jacobs gezegd: “Dit wil ik erin hebben en voor de rest krijg je carte blanche”, vertelt Frank al lachend. “Een week later kwam hij tevoorschijn met een stuk behangpapier! Aan de achterkant ervan had hij het parcours uitgetekend met de bulten en bochten die hij er graag in wilde. Je moet er gewoon de feeling voor hebben. Zo voel ik al of een bult goed is als ik aan het ‘gritselen’ ben. Als we beginnen bouwen en we zien dat er een bult van het plan niet meer bij kan, dan zeggen we: no way, we laten die vallen en zorgen dat het parcours goed aanvoelt. Maar als er morgen plots velen zouden vallen op onze track, dan zet ik er direct de kraan in’, besluit Frank. Heb jij ook plots zin gekregen om op je BMX te stappen? Go!