Net zoals Remco Evenepoel was Julie De Wilde (17) geen onverdienstelijk voetballer bij de jeugd en net zoals Mathieu van der Poel combineert ze drie disciplines, maar voor de rest gaan we geen vergelijkingen maken met de heren renners. Julie is Julie en ze sprintte naar een zilveren plek op het jongste WK wielrennen in Yorkshire.
Aanvankelijk was er nog ontgoocheling, maar eens op het podium groeide het besef dat de renster uit Laarne meer dan trots mocht zijn op zichzelf. Vier jaar geleden voetbalde Julie nog bij haar thuisclub tussen de jongens, nu blinkt ze uit op de baan, in het veld en op de weg. “Ik doe alles graag”, zegt ze, “op mijn leeftijd moet ik nog niet kiezen. Zolang ik me amuseer, doe ik verder.”
De Wilde finishte begin februari als tiende op het WK veldrijden waar topfavoriete Shirin van Inrooij naar goud soleerde. Cycling Vlaanderen trok enkele weken voordien een dagje in het spoor van de jonge renster die in Gullegem haar eerste cross reed na een periode van rust. De meisjes junioren moeten om 10u30 al aan de bak, dus is het zaak om vroeg te arriveren. Het is acht uur in de ochtend als Julie samen met haar papa Kristoff en mama Véronique de parking oprijdt. Niet met een grote mobilhome, maar met een gewone bestelwagen, zonder franjes, zonder sponsorvermelding. “Ik kleed me gewoon om in de camionette”, vertelt ze, , “dat is net zo gemakkelijk. Zo’n grote camper hoeft helemaal nog niet.”
Na de inschrijving duikt Julie het veld in voor een verkenning.
Het is bijna twee maanden geleden dat De Wilde nog een veldrit reed, toen op het EK waar ze 16de werd na materiaalpech in de eerste ronde. “Mijn ketting viel af, ik sukkelde enorm om ze terug op te leggen en dook een halve minuut na het laatste meisje pas het veld in. Het werd één lange inhaalrace. Daarna nam ik rust en volgde de examenperiode. Ik studeer Latijn-Moderne Talen en dus moest er wat gewerkt worden voor school.
Het belangrijkste is dat Julie zich amuseert
De Wilde heeft geen coach, haar papa Kristoff woont de verkenning bij en geeft hier en daar wat tips, maar hij is ook eerlijk. “Crossen is voor mij onbekend terrein. Ik heb zelf wel wat gefietst, maar van veldrijden ken ik niet veel. Het is wat zoeken voor ons allebei, maar het belangrijkste is dat Julie zich amuseert. Ze crosst gewoon graag en leert al doende.” Intussen wordt het stilaan licht in Gullegem en verdwijnt het rijmlaagje op het parcours. De Wilde neemt de verkenning serieus, vraagt raad aan andere meisjes over de bandenkeuze: rhino of griffo’s, en doet enkele moeilijke stroken een paar keer na elkaar, precies zoals de profs.
Ze tast in het duister over haar conditie na ruim vijf weken zonder fiets en kijkt uit naar de wedstrijd. Veel crossen voor junioren meisjes staan er niet op het programma. Vaak moeten ze zich uit de slag trekken tussen de beloften en dames elite. “Het grote verschil is dat je in een juniorenwedstrijd op de eerste startrij mag vertrekken”, zegt ze. “Bij de profs start je achteraan, zit je meteen in het gedrum en is het één lange race om op te schuiven. Wanneer iemand voor je een foutje maakt, kan je een tijd vast zitten. Dat is soms vervelend. Anderzijds, bij de profs leer je wel meer dan in een juniorencross. Als ik koers achter iemand die technisch goed is, de juiste sporen neemt, dan steek ik daar ook wat van op. Je kan echt veel leren door gewoon te kijken. Dus dat vind ik wel interessant. Ik houd wel van de afwisseling. Bij de junioren rijd ik een uitslag en dat is altijd goed voor het vertrouwen of kan ik eens winnen, zoals vandaag in Gullegem. Dat doet deugd. Dus ik bekijk het zo: bij de junioren is het plezant, bij de dames moet je me zoeken onderaan in de uitslag, maar daar word ik dan weer harder van (lacht)
Crossen is voor mij spelen op de fiets … en ik houd er van om me vuil te maken.
De Wilde fietst nog niet zo heel lang en begint pas aan haar derde volledige seizoen. “Ik speelde tennis en voetbal toen ik klein was. In het middelbaar ben ik gestopt met tennis omdat het allemaal niet meer te combineren viel. Ik voetbalde in een kleine club, al kon ik een paar jaar geleden wel naar Zulte Waregem of AA Gent Ladies. Ik besloot om te blijven shotten bij de jongens, want dat veld lag op vijf minuutjes van mijn huis. Bij die andere clubs verlies je veel reistijd en liever bleef ik gewoon dichtbij.”
In de winter van 2016 maalde ze haar eerste kilometers op de fiets, al kocht ze zich niet meteen een nieuw exemplaar. “Fietsen is best wel een dure hobby, een nieuwe fiets kost al gauw 2000 of 3000 euro en dat is toch veel geld. Dus kocht ik een tweedehandsfiets van de vriend van Jolien D’hoore. Ik kreeg de smaak te pakken en ging geleidelijk aan meer fietsen. Ik begon in de club van mijn ouders. Eerst bij de B-groep met mijn mama, daarna bij de A-groep van mijn papa waar het wat sneller ging. Ik vond dat wel plezant, maar in de winterperiode bleef ik gewoon voetballen. Mijn broer Gilles koerste en ik ging vaak naar z’n wedstrijden kijken. Dat leek me wel fijn, leuker dan bij de wielertoeristen waar we altijd hetzelfde tempo rijden. Uiteindelijk begon ik zelf te koersen in 2017, in een wedstrijd kan ik meer mijn ding doen en mag je al eens aanvallen. Op zondag keek ik met mijn vader naar de cross en dat leek me wel plezant. Hij stelde me voor om het eens te proberen, want hij was ervan overtuigd dat ik technisch een betere renner zou worden. Finaal ben ik met voetbal gestopt, want ik bleek een betere wegrenner dan voetballer en amuseerde me heel goed op de fiets.”
Na amper een half jaar training brak Julie het 11 jaar oude record van Jolien D’hoore op de baan.
In 2017 proefde ze bij de eerstejaarsnieuwelingen een beetje van de fiets, in 2018 won ze 16 koersen en het BK tijdrijden bij de tweedejaarsnieuwelingen en in 2019 starte ze als junior. “Ik was vooral benieuwd naar die internationale wedstrijden. In België koers je met zo’n 40 rensters en had ik het gemakkelijk: wanneer ik naar voren wou, lukte me dat en omgekeerd, maar plots lag dat toch anders. In het begin was het best wel moeilijk. Het was anders koersen, het peloton is veel groter. Als ze het op waaiers trokken en ik zat achteraan, dan werd ik er gewoon uitgewaaid. Je mag dan nog zo sterk zijn, je waait weg. Dus in het begin van het seizoen had ik het daar best lastig mee. In 2019 heb ik veel bijgeleerd en dat wil ik ook meenemen naar 2020.”
De Wilde trok evenwel snel haar streng in de juniorenkoersen en de kers op de taart kwam er met het WK in Yorkshire. “Ik wist al min of meer wat ik internationaal waard was, want ik had al een wedstrijd in de Nations Cup gewonnen, maar een WK is toch nog altijd iets anders. Ik pak daar zilver en in het begin overheerste ontgoocheling. Het is de meest ondankbare plek, maar uiteindelijk was ik trots op die medaille. Al blijf ik er wel nuchter en rustig onder. Het is fijn om een medaille te winnen, maar ik zie het vooral als een goede motivator om verder te doen. Ik weet dat ik nog veel progressiemarge heb, want ik train nog heel weinig in vergelijking met mijn leeftijdsgenoten. Samen met een wedstrijd in het weekend zal dat niet meer dan 8 à 10 uur zijn.”
De Wilde koerst bij de jeugdploeg van het Doltcini-Van Eyckteam. “Mijn papa is mijn trainer”, zegt ze, “en dat lukt nog allemaal goed. Ik ben nog jong, het moet nog niet té professioneel. Ik heb al aanbiedingen gehad van een crossploeg (ondermeer van de broers Roodhooft), maar voorlopig houd ik de boot af. Ik wil het rustig aan doen, ik zit nog in het middelbaar. Natuurlijk zou me dat een paar voordelen bieden, dan zou ik bijvoorbeeld veel crosstips krijgen, maar nu pakken we het nog kleinschalig aan. Er zijn ook stages van de federatie waar ik veel van opsteek.”
Julie is actief op de weg, in het veld en op de baan, multidisciplinair, een beetje zoals Mathieu van der Poel. “Ik ga me niet vergelijken met hem”, lacht ze, “maar ik houd wel van die afwisseling. Crossen is voor mij spelen op m’n fiets. Ik kan het nog niet zo goed en ben niet technisch genoeg. Het Belgisch kampioenschap win ik puur op kracht, niet door mijn techniek. Ik kan nog veel groeien in het veld. Crossen doe ik omdat ik het leuk vind en omdat het me wel wat oplevert voor de weg: het is heel explosief. Verder draagt het bij aan je stuurvaardigheid en behendigheid op je fiets.”
Ik train nog niet veel en kan nog veel progressie maken.
Voorts is ze actief op de baan en brak ze in juli vorig jaar het juniorenrecord van Jolien D’hoore op de individuele achtervolging en dat na amper een half jaar training op de piste. Het record stond sinds 2008 op 2:28.079, Julie deed er slechts 2:27.271 over. “Natuurlijk was het speciaal om het record van zo’n topper van de tabellen te vegen”, zegt ze daarover, “maar ik blijf met de voetjes op de grond.”
Cross is geen Olympische sport, baanwielrennen is dat wel. “Dat weet ik, maar het is niet omdat baanwielrennen Olympisch is, dat ik er meer mee bezig ben of een groot stappenplan heb. Ik richt me slechts op twee disciplines: de individuele achtervolging en de ploegenachtervolging. Ik doe het allemaal omdat ik het leuk vind.”
Plezier op de fiets, het is de rode draad doorheen het betoog van Julie.
“In de eerste plaats wil ik me overal amuseren. Ja ik combineer veel disciplines, maar tegelijkertijd combineer ik ook alles en niets. De programma’s die ik rijd zijn overal vrij beperkt. Ik doe geen 10 crossen per seizoen bijvoorbeeld, het is allemaal redelijk goed uitgekiend, zonder stress. Op de piste doe ik slechts twee nummers die goed aansluiten bij mijn programma op de weg. Ik koers nog altijd het meest op de weg. Daar was ik de voorbije jaren een veelwinnaar, ik start er altijd met ambitie, met het idee dat ik mik op de zege, maar ik zie wel waar me dat brengt.”
‘Voorlopig gaan mijn studies nog altijd voor op het koersen”, eindigt ze. “Dat is nu het belangrijkste in mijn leven. Ik wil eerste dat diploma van het middelbaar en daarna zien we wel. Ik zal een keuze moeten maken. Momenteel gaat door mijn hoofd om kinesitherapeut te worden, maar ik weet dat het geen simpele studie is, zeker in combinatie met topsport. Ik zou graag blijven koersen, ik wil er echt wel iets van maken, maar ik besef dat je dan geen grootverdiener wordt. Dat hoeft voor mij niet, maar vandaar dat een diploma echt wel van belang is, dat je iets achter de hand hebt, ook als het helemaal niet zou lukken met dat koersen. Ik ben nog altijd maar 17, er wachten nog heel veel uitdagingen. Ik blijf nog even alles combineren en pas als ik wat ouder word, zal ik een beslissing moeten nemen, maar nu is dat nog niet aan de orde, als ik mij maar amuseer.
Vroeger keek De Wilde op naar de Nederlandse wielrenster Anna van der Breggen, veelvoudig winnaar van de Waalse Pijl en van Luik-Bastenaken-Luik en wereldkampioene in 2018, maar vandaag is Lucinda Brand haar idool. “Ze doet het goed zowel op de weg, als in het veld”, verklaart Julie, “dus zij is een voorbeeld. Haar techniek in het veld is niet al te best, zoals bij mij, maar ze compenseert dat met haar vermogen om heel hard te rijden. Ik heb geen Belgisch rolmodel. Er zijn wel een paar goede Belgische dames, maar Lucinda Brand is toch van een ander niveau.”
Julie heeft niet veel ervaring in het veld en dus is alle hulp welkom. Zo neemt ze regelmatig deel aan de wekelijkse veldrittrainingen met coach Dirk Onghena. Deze trainingen staan open voor iedereen. Recreatieve fietsertjes, competitierenners, met of zonder vergunning, van 5 tot 99 jaar. Het doel is om samen te trainen, plezier te beleven en kennis te maken met de federatie. De trainingen vinden meestal plaats in Wachtebeke in Oost-Vlaanderen, maar ook in andere provincies wordt dit georganiseerd, onder leiding van een andere provinciale trainer/coach. ‘Het is wel plezant om zo’n training bij te wonen”, zegt ze, “je leert toch altijd wat bij. In de zomer heb ik ook al een stage gevolgd en dan is het wel interessant om mijn techniek bij te schaven en wat dingen op te steken van mensen die daar professioneel mee bezig.”
Het deelnemersveld bij de meisjeswedstrijden is nog altijd klein en daar wil Cycling Vlaanderen verandering in brengen. Zo is een campagne gestart in februari met allerlei acties om meer meisjes op de fiets krijgen. ‘Kijk, ik heb altijd gevoetbald en dat was ook leuk, maar wielrennen is plezanter. Je moet er inderdaad meer voor doen, harder trainen, maar als je in een team speelt, ben je afhankelijk van je ploegmaten. In de koers ben je dat ook wel een beetje, maar kan je meer je eigen gang gaan, meer zelf het verschil maken en dat vind ik leuker. En dat crossen? Nou, dat is voor mij een beetje spelen, echt ik vind het gewoon wijs om me vuil te maken, als kind speelde ik al graag in de modder en nu kan ik dat gewoon in een wedstrijd doen (lacht).” Lees verderop in dit magazine alles over de campagne ‘Meer meisjes op de fiets’.