Hoe gestoord moet je zijn om een loopbaan als freestyle BMX’er uit te bouwen? Om uit te willen blinken in een discipline waarin het woordje ‘spectaculair’ een understatement is? Bij Kenneth Tancré valt dat reuze mee. “Je mag natuurlijk niet terugschrikken voor gevaar. Maar de hele tijd door is het toch van: denken, durven, doen.
Kenneth Tancré is 22 en komt aan de kost als freestyle BMX’er. “Rijk word ik er niet van, maar ik heb van mijn hobby mijn beroep gemaakt, en dat is op zichzelf al fantastisch.” De West-Vlaming reist al een tijdje de wereld rond om overal shows te gaan geven, vaak als sidekick van levende trial-legende Kenny Belaey. Maar een paar maanden geleden kreeg Tancré, vorig jaar achttiende op het wereldkampioenschap, er een uitdaging van formaat bij. “Sinds freestyle BMX werd opgenomen in het programma van de Olympische Spelen is het mijn missie als atleet Tokio te halen. Makkelijk wordt dat niet, dat besef ik best, maar het zou mooi zijn als ik daarin zou slagen.”
De renners die wereldwijd aan freestyle BMX doen zijn eigenlijk één grote familie.
Kenneth Tancré: “Klein, maar absoluut niet onbestaande. Er mogen negen renners uit acht landen deelnemen in Tokio. En België staat momenteel elfde op de ranking. Tot dusver zorgde ik zowat in mijn eentje voor die notering. Geen wonder, want ik ben de enige profatleet in ons land. Dus schuim ik zoveel mogelijk internationaal belangrijke wedstrijden af. Want het is dáár dat je de UCI-punten verdient die je hoger kunnen brengen in de ranking. Een helse klus, als je dat in je eentje moet doen. Dus hoop ik dat er héél snel nog wat talent opstaat in België. Op die manier komt dan niet meer alles altijd op mijn schouders terecht. We hebben weinig tijd te verliezen, het zal heel snel moeten gaan. Maar het kan. Ik ben gelukkig niet de enige Belg die talent heeft.”
“Dat nu ook weer niet. België beschikt over acht à negen renners met talent en groeipotentieel. Dus ben ik vragende partij om mijn ervaring door te geven aan die jongens. Want hoe sneller die atleten progressie maken, hoe beter onze kansen er voor staan met het oog op de Olympische Spelen. Onderling is er dus absoluut geen sprake van naijver of jaloezie: integendeel, zelfs. Niet op Belgisch vlak, zelfs niet op internationaal niveau. De renners die wereldwijd aan freestyle BMX doen zijn eigenlijk één grote familie. We proberen mekaar beter te maken.”
Dat mag je wel zeggen. Er is eigenlijk geen geschikt oefenterrein in ons land. We zijn vaak terug te vinden op terreinen waar ook skateboarders aan de slag zijn, maar dat is alleen maar goed om oefeningen te doen die te maken hebben met het onder controle houden van je fiets. Echte tricks kan je niet uitproberen op zo’n betonnen banen. Dat zou onverantwoord zijn. Het aanleren van nieuwe trucs gaat nu eenmaal onvermijdelijk gepaard met een aantal valpartijen. Crash je op beton, dan breek je gegarandeerd iets. Dus is het elke keer opnieuw uitwijken naar Eindhoven. In Nederland heb je wel een piste waar je op mousse kan landen als er iets misgaat. Geloof me, dat is geen overbodige luxe. Als ik niet in Eindhoven aan de slag ben kan je me terugvinden in het Engelse Corby of in het Amerikaanse Noord-Carolina. Daar train ik onder de hoede van Daniel Dhers, een Venezolaan die zo’n beetje een levende legende is in freestyle BMX-middens. Hij heeft een eigen BMX-centrum in Holly Springs. Ik leerde hem een paar jaar geleden kennen in de marge van een wedstrijd in China. Hij zag wel wat in me, nodigde me uit om samen te trainen en drie weken later had ik mijn vliegticket al op zak.”
“Er is sprake van een goed uitgebouwd trainingscentrum in Kortrijk. Dat zou alvast een zegen zijn. Maar tot en met de Olympische Spelen in Tokio zal iedereen alvast moeten blijven uitwijken naar Eindhoven, vrees ik. Daar huurt Belgian Cycling op gezette tijdstippen het oefencentrum af. Dus dat is alvast een positief signaal.”
Je bent verslaafd aan adrenaline of je bent het niet.
“Minimaal twintig uur. Als ik niet op de fiets zit ben ik vaak terug te vinden in de fitness. Je hoort over sterke spieren in buik, rug en armen te beschikken als je de klappen die je krijgt op een correcte manier wilt opvangen. En voor de rest ga ik af en toe downhillen. (Lacht) Het is heerlijk naar beneden suizen in de vrije natuur, en het feit dat je een boel hindernissen moet ontwijken komt je stuurvaardigheid natuurlijk ook ten goede. Dat er bij het downhillen ook gejumpt moet worden staat me natuurlijk ook niet tegen. Je bent verslaafd aan adrenaline of je bent het niet.”
“Ik ben niet gek veel thuis, dat klopt. Ik zat al in Qatar, Rusland en Monaco voor demonstraties, en mijn wedstrijdschema brengt me onder meer naar Frankrijk, Hongarije en Canada. Allemaal in voorbereiding op het wereldkampioenschap in China. Over een kwalificatie hoef ik me alvast geen zorgen te maken. Ik sta bij de beste dertig in de wereldranking, dus ik ben automatisch geplaatst.”
“Ik. (Lacht) Wie anders? Ik heb wel een aantal sponsors die af en toe een beetje bijspringen, maar voor de rest moet ik teren op spaargeld, op de steun van pa en ma en op de centen die ik aan die demonstraties overhoud.”
“Dat klopt. Je kleedt je op een bepaalde manier, er is muziek die bij onze sporttak past. Vroeger cultiveerden we dat imago een beetje, maar sinds onze sporttak een plek kreeg op de Olympische Spelen is het allemaal toch een pak ernstiger geworden, hoor. Vroeger hingen we op internationale wedstrijden met zijn allen het zwijn uit in de aanloop naar die koersen. (Grijnst) Die feestjes worden nu uitgesteld tot ná de wedstrijden.
Nee, serieus, deze discipline groeit zó snel dat de uitwassen van een paar jaar geleden allemaal voltooid verleden tijd zijn. Dat imago van hangjongeren die bezig zijn met trucjes op hun fiets en zich tegelijk bezighouden met drank en drugs is compleet onterecht. Freestyle BMX’ers zijn geen krapuul. We zien er misschien nog een tikje gevaarlijk uit, maar we zijn het absoluut niet.”
“Niet echt, nee. Ik kick op gevaar. Akkoord, er zijn natuurlijk risico’s verbonden aan het beoefenen van deze sport, maar net het trotseren van die gevaren maakt de voldoening zoveel groter als je met een nieuwe ‘trick’ voor de pinnen kan komen. Al betekent dat echt niet dat ik aan iets begin zonder dat ik er vooraf grondig over heb nagedacht. Als je twijfelt aan een bepaalde sprong, doe ‘m dan niet. Denken, durven, doen: dat is de juiste volgorde. Je verstand gebruik je om in te schatten of iets haalbaar is, niet om vooraf na te denken over de mogelijke consequenties van een mislukte poging."
“In principe ga je vol voor dingen die op het eerste gezicht onmogelijk lijken. Dat moét, anders boek je geen vooruitgang. Een aantal jaar geleden dacht niemand dat een achterwaartse salto met een fiets mogelijk was. Nu doen de beste renners er vier na mekaar. Om maar te zeggen: je hoeft in principe niet terug te schrikken voor dingen die onhaalbaar lijken.”
We zien er misschien nog een tikje gevaarlijk uit, maar we zijn het absoluut niet.
“Aanvankelijk wilde ik mijn weg zoeken in het motorcrossen. Maar dat bleek te duur. Als kind ging ik met mijn BMX-fietsje kijken naar een neef die wél aan motorcrossen deed. Tussen de manches door op het parcours rijden, met mijn fietsje sprongetjes uitproberen, van die dingen… Toen ik op mijn veertiende op televisie een documentaire zag over extreme sporten was ik helemaal verkocht. Vader kocht me zo’n brol-BMX’je, omdat hij niet wist of het een bevlieging was. Al vrij snel bleek dat ik talent had. Ik kreeg een professioneel vehikel, maakte voor het eerst kennis met het trainingscentrum in Eindhoven en begon meteen veel progressie te boeken.”
“Op mijn zeventiende nam ik voor het eerst deel aan een grote wedstrijd in Maleisië en plaatste me meteen voor de kleine finale. Van toen af wist ik dat ik mijn job zou maken van freestyle BMX. Een uit de hand gelopen hobby die me misschien naar de Olympische Spelen zou kunnen brengen… Stel je voor.”