Ken je Tatika Bovendaerde? Als je nu ‘ja’ antwoordt behoor je waarschijnlijk tot een select publiek dat interesse heeft in kunstwielrijden. Ze is onze nationale trots in deze wielerdiscipline die in ons land door slechts een dertigtal mensen beoefend wordt. De sport is dus met uitsterven bedreigd. Doodjammer volgens Bovendaerde die er alles aan doet om deze wielertak nieuw leven in te blazen. “Kunstwielrijders zijn bescheiden en verlegen, maar eens ze op hun fiets springen ontpoppen ze tot een prachtige vlinder.”
Op een bloedhete zomeravond wandelen we de sporthal van Merelbeke binnen. 5 gekke fietsen staan moederziel alleen tegen de muur te wachten om bereden te worden. Het zijn er slechts vijf. Niet omdat de leden van Wielerclub Arnold Standaert op vakantie zijn. Nee, simpelweg omdat de club zo weinig kunstwielrijders heeft.
Hun trainer is nochtans een topper in het vak. Haar naam is Tatika Bovendaerde. Ze werd meerdere keren Belgisch kampioen en haalde zelfs op het wereldkampioenschap de top 10 in deze aartsmoeilijke discipline. Wereldtop dus. Moest pakweg Dries Mertens hier 50 meter verder op het voetbalveld van Merelbeke een voetbaltraining geven, zou het veld vol staan. Maar hier in de sporthal kunnen we de geïnteresseerden letterlijk op een hand tellen. Toch is de sport bezig aan een comeback. Want enkele jaren geleden telde de club welgeteld 1 lid.
“Het is een heel unieke sport waarvoor je een combinatie van kracht, conditie, evenwicht en lenigheid nodig hebt. Ik vergelijk het vaak met kunstschaatsen. Tijdens een kühr van vijf minuten moet je dertig oefeningen doen op je fiets. Je moet die oefeningen op voorhand doorgeven. Elk kunstje heeft een aantal punten. Je kan bijvoorbeeld op je fiets gaan staan, op je achterwiel rijden… Als je een fout maakt en bijvoorbeeld de grond raakt, worden er punten afgetrokken. Je kan het alleen, in duo of met vier doen.”
“Omdat de sport niet bekend is. Onbekend maakt onbemind. Er zijn niet veel wedstrijden in België want ons land telt slechts twee clubs met in totaal een dertigtal leden. Als we aan wedstrijden willen deelnemen moeten we dus vaak naar het buitenland gaan, naar Duitsland bijvoorbeeld. Daar zijn er meer dan 100.000 kunstwielrijders. In sommige regio’s is het zelfs populairder dan voetbal. Maar veel ouders zien het niet zitten om voor een dag op en af te gaan voor een wedstrijd. Verder denken ook veel mensen dat het een gevaarlijke sport is. Maar ik zal je eens iets vertellen: mijn man heeft altijd gevoetbald en hij heeft meer blessures gehad dan ik in heel mijn carrière. Het eerste wat we ze leren is hoe ze moeten vallen. Zo gevaarlijk is het dus niet.”
De eerste medaille op een EK voor ons land. Dat is toch fantastisch.
“We doen heel hard ons best om de sport populairder te maken. Samen met de andere club uit Gent proberen we de jeugd warm te maken voor de sport. Op verschillende manieren proberen we de sport meer in the picture te zetten. Toen ik pas als trainer begon had ik 1 lid. Ondertussen mogen wie hier regelmatig 8 leden ontvangen op een training. Dat is nog altijd niet veel, maar wel een grote stijging. Daarnaast is hun niveau ook helemaal niet slecht. Jelle en Lien, twee van onze leden die aan duo kunstwielrijden doen, hebben op het EK van dit jaar zelfs brons gewonnen. De eerste medaille op een EK voor ons land. Dat is toch fantastisch.”
“We beginnen bij het begin en gaan eerst op zoek naar een geschikte fiets. De meesten willen meteen op een grote fiets beginnen, maar het is eigenlijk makkelijk om de kneepjes van het vak te leren op een kleiner model. Eens we een geschikte fiets gevonden hebben laten we ze een paar toertjes rondfietsen om de fiets gewoon te worden. Want het zijn best vreemde fietsen. Het heeft een raar stuur, het is een doortrapper, heeft geen remmen… Als ze de fiets gewoon zijn, leren we de basistechniek aan: een voet loslaten, op de uiteinden van de wielen gaan staan… En dat bouwen we op. In het ideale geval beginnen ze hier rond de 6 jaar mee. Wie vroeg begint, gaat de fiets later beter onder controle hebben. Eens ze die basistechniek perfect onder controle hebben, beginnen we pas aan de kunstjes. Dat is meestal pas na vier jaar oefening. Dan kunnen ze op hun achterwiel rijden of op hun stuur gaan staan, maar dan begint het eigenlijk pas. Dan volgen de moeilijke varianten hierop. Maar als ze na vier jaar nog niet afgehaakt zijn, merken we wel dat ze echt gebeten zijn en die moeilijke oefeningen ook onder de knie willen krijgen. Dat is leuk om te zien. Maar vergis je dus niet. Er kruipt enorm veel tijd in om op een deftig niveau aan kunstwielrijden te doen.”
Ik hoop dat de sport blijft groeien en dat we over tien jaar met honderd kunstwielrijders zijn in ons land.
Ja, dat is absoluut zo. Wij zouden veel meer erkenning moeten krijgen. Er mag best wel wat meer gestoeft worden over ons. Toen Jelle en Lien die medaille op het EK haalden, is daar niets over in de media gekomen. Dat vond ik jammer. Ook financieel is het voor ons niet makkelijk. Als wij naar kampioenschappen gaan, betalen wij alles zelf. Terwijl topcoureurs een maandloon krijgen om te mogen sporten, moeten wij harken om onze sport te kunnen betalen. Dat is pijnlijk, zeker omdat wij er ook enorm veel tijd insteken. Ik denk dat het probleem is dat kunstwielrijders vaak te bescheiden en verlegen zijn, het is pas eens we op onze fiets springen dat we ontpoppen tot prachtige vlinders.
Ik hoop dat het blijft groeien en dat we over tien jaar met honderd kunstwielrijders zijn in ons land. Dat zou prachtig zijn. Toen ik begon moesten we nog voorrondes rijden om aan het Belgisch kampioenschap te mogen deelnemen. Ik hoop dat we terugkeren naar die tijden. En verder zie ik vooral ook heel veel talent in onze jeugdwerking. Als we de lijn van de medaille op het EK kunnen doortrekken en kunnen blijven groeien, dan zie ik een mooie toekomst voor het Belgisch kunstwielrijden.