Op 25 oktober zal in Leuven het WK Eliminator plaatsvinden. Het is voor het tweede jaar op rij dat ons land het wereldkampioenschap in deze wielerdiscipline organiseert. Toch is de kans groot dat je nog nooit van Eliminator hebt gehoord. Daarom gingen we langs bij Fabrice Mels. In het dagelijks leven is hij politieambtenaar maar hij is vooral ex-wereldkampioen in deze discipline en legt ons uit wat het juist is. Samen met hem blikken we vooruit naar het WK in Leuven.
Op zijn 14 jaar was Fabrice Mels het voetballen beu en ontdekte hij de fiets. Hij begon bij hem in de buurt wat te mountainbiken en bleek helemaal niet zo slecht te zijn. Als eerstejaars junior mocht hij voor het eerst mee naar een cross country wedstrijd met de nationale ploeg. Hij deed het niet slecht, maar omdat hij een stuk groter en zwaarder was dan de rest bleven de topresultaten uit. Maar toen ontdekte hij de eliminator discipline waar je krachtig en explosief voor moet zijn. Iets op het lijf van Fabrice geschreven. Hij legde zich erop toe en werd in 2014 wereldkampioen en won alle BK’s die ooit werden georganiseerd. Vier in totaal. We kunnen ons dus niemand beter inbeelden om ons wat meer te vertellen over de discipline en spreken met hem af op het Ladeuzeplein in Leuven waar het WK dit jaar zal plaatsvinden.
“Het is vrij eenvoudig. We rijden met een mountainbike, maar je kan het een beetje vergelijken met hoe BMX in elkaar zit. In een stad wordt een parcours uitgestippeld van een kilometer lang. Dat parcours ligt vol hindernissen: bruggen, jumps, trappen… Aan het begin van de dag rij je een kwalificatieronde. Je legt een rondje alleen af. De 32 snelste renners gaan door naar de knock-out fase. Die knock-outs worden telkens gereden met vier personen. De twee besten van elke ronde gaan door in het tornooi. Wanneer je de halve finale rijdt, gaan de twee besten door naar de grote finale. Die strijden voor de plaatsten 1 tot 4. De twee laatsten uit de halve finale gaan naar de kleine finale en strijden voor de plaatsen 5 to 8.”
“Het is allemaal begonnen op de wereldbekers cross country. Om de mensen vroeger naar de wedstrijd te krijgen, kwamen ze met een short race in de vorm van eliminator op de proppen. Zo konden de toppers het al eens tegen elkaar opnemen. De eerste versie van eliminator was met acht renners in een heat. Het parcours was ook totaal anders, het was volledig natuurlijk en werd gereden op een stukje van het cross country parcours. In het begin deden de mountainbiketoppers altijd mee en was de discipline vrij populair. Maar dan zijn er jongens zich in gaan specialiseren zoals ik. Want je kon hiermee belangrijke UCI-punten scoren en het werd gelivestreamd op Red Bull TV dus het was ook nog eens goede publiciteit voor je sponsors. Het werd dus eigenlijk een discipline op zich en daarom hebben ze het losgetrokken van de cross country. Zo is er uiteindelijk een aparte wereldbeker voor ontstaan.”
“Ik ben 1m91 en weeg 85kg. Ik ben dus te groot en te zwaar om te kunnen meestrijden in cross country. Maar ik ben redelijk explosief en in eliminator heb je juist dat echt nodig. Zo’n wedstrijd is twee minuten alles geven. Ik ben ook vrij technisch en durf al eens in een gaatje te springen dat er niet is. Er zijn ook geen regels. Je moet enkel je voeten op je pedalen houden en je handen aan je stuur. Iemand een zetje geven is toegestaan. Dat is de reden waarom ik eliminator graag doe. En ook voor het publiek is het interessant. Het is spectaculair. Het gaat goed vooruit. Daarom spreekt het me meer aan dan de gewone cross country.”
“Nee, ik rij met een hardtail mountainbike waar je een normale cross country mee kan rijden. Het enige verschil is dat ik met een downhillverzet rij. Op mijn fiets ligt een 7-speed van Sram en een iets dikkere ketting dan normaal. Dat maakt het schakelen allemaal net iets simpeler en zorgt ervoor dat mijn ketting minder snel breekt want met al die explosiviteit krijgt het materiaal het zwaar te verduren.”
“Het geraakt hier maar moeilijk van de grond. Er zijn maar twee Belgen die wereldbekers rijden. Jay Bytebier en ik. Het is helemaal niet populair in België en ik vind dat heel jammer. Ik zou ook niet goed weten hoe dat komt want in onze buurlanden slaat het wel aan. Misschien is het omdat we niet echt een mountainbikeland zijn en weinig MTB-geschiedenis hebben. Ik hoop dat dat in de toekomst verandert en dat de discipline toch wat van de grond komt.”
“Een WK rijden voor eigen volk is altijd anders. De wereldkampioenschappen die ik in het verleden deed, waren altijd ver weg, dus had ik weinig entourage mee. Maar vorig jaar in Waregem was dat helemaal anders. Er was veel volk om mij aan te moedigen. Dat maakt het toch extra speciaal. De sfeer is dan helemaal anders en je wilt jezelf extra hard bewijzen. Voor eigen volk een wereldkampioenschap winnen moet echt uniek zijn. Ik denk niet dat er veel mensen dat al hebben gedaan.”
Op mijn fiets ligt een 7-speed van Sram en een iets dikkere ketting dan normaal.
“Dat is heel speciaal. 2014 was het jaar waarin alles in zijn plooi viel. Ik draaide een goed seizoen en deed in alle wereldbekers mee voor de overwinning en dan als kers op de taart win ik het WK. Je beseft dat in het begin niet. Je wint die wedstrijd, staat op het podium en je voelt die euforie. Maar pas ’s avonds op je hotelkamer besef je dat je wereldkampioen bent. Je mag dan een heel jaar rondrijden in die trui. Dat is onbeschrijfelijk. Ook al win je dan niet de volgende wedstrijden. Je draagt wel die mooie trui. En elke keer opnieuw dat je die trui aantrekt, krijg je een speciaal gevoel. Da’s echt bangelijk.”
“Ik denk dat ik in heel de MTB-geschiedenis van ons land de derde ben die bij de elite een WK win. Alleen Filip Meirhaege en Roel Paulissen gingen me voor. Het is dus wel bijzonder. Het is alleen jammer dat de eliminator discipline niet zo is doorgegroeid. Maar het blijft sowieso speciaal en niemand zal me die wereldtitel ooit afpakken.”
“Nee, ik ben fulltime politieambtenaar nu. Leven van eliminator in België is heel moeilijk. Ik moet mijn reiskosten naar de wereldbekers allemaal zelf betalen. Als je dan zo’n wereldbeker wint dan krijg je 500 euro. Maar dat is lang niet genoeg om je kosten te dekken. Ik doe het niet voor het geld, maar om te winnen. Dat gevoel om zo’n wedstrijd te winnen is en blijft speciaal.”
Het blijft sowieso speciaal en niemand zal me die wereldtitel ooit afpakken.
“Dat is een moeilijke vraag. Ik denk dat het format nu op zich wel goed is. Maar ik zie de discipline enkel groeien als er natuurlijke elementen terugkomen. Mountainbikers zijn op zoek naar extreme dingen op een fiets. De normale cross country wedstrijden zijn tegenwoordig extreem. De drops, de sprongen, de afdalingen die zij doen, zijn niet weggelegd voor normale mensen. Eliminatorrenners zijn ook op zoek naar die extremere dingen, maar je vindt ze niet in onze wedstrijden. Al jarenlang zijn onze hindernissen hetzelfde. In het begin is een nieuwe brug of kombocht leuk, maar na een tijdje ken je die zo goed dat je ze om het even waar kan neerzetten, het blijft hetzelfde. Toch begrijp ik de organisatoren ook wel. Je moet roeien met de riemen die je hebt en ik ben vooral blij dat er nog een wereldbeker eliminator is. Maar ik hoop dat de natuurlijke elementen in de toekomst zullen terugkomen zodat er wat variatie in de parcours komt. Want nu is het altijd in een stad op kasseitjes waar je geen grip op hebt en lelijk op kan vallen.
“Ik hoop die wereldtrui nog eens te kunnen pakken. Het is heel moeilijk, want er zijn enkele buitenlanders die er wel professioneel mee bezig zijn. Het is dus niet makkelijk om tegen hen op te boksen. Maar m’n tweede wereldtitel pakken blijft toch mijn doel. Dat gevoel is zo speciaal. Nog eens een jaar in die trui mogen rijden, daar droom ik van.”