Dat een wielerwedstrijd uit meer bestaat dan enkel hard fietsen, hoeven we niet meer te vertellen. Koersen doe je met de benen, maar ook met het hoofd. Dat hoofd is niet alleen belangrijk om een mentale voorsprong te nemen, maar ook om tijdens de wedstrijd de juiste tactiek te volgen. En die tactiek wordt vaak al op voorhand bepaald door de ploegleider. Wij gingen ten rade bij Hans De Clercq, sportdirecteur bij Sport Vlaanderen – Baloise, en zetten zijn bevindingen af tegen deze van Jolien D’hoore, tegenwoordig ploegleider bij AG Insurance NXTG Cycling Team.
Aan een geslaagde wedstrijd gaat heel wat vooraf. De voorbereiding begint dan ook vroeger dan we zouden vermoeden. “Al in november worden er gesprekken gevoerd met de kopmannen voor het komende seizoen. Hun programma’s worden in grote lijnen vastgelegd, en dan vooral de wedstrijden waarop we met hen echt willen inzetten om te presteren”, gaat Hans De Clercq van start. “Vanaf het moment dat duidelijk is welk speerpunt we waar naar voren schuiven, beginnen we met de rest van het team eromheen te plannen aan de hand van voorselecties. Uiteraard zijn die zaken niet in steen gebeiteld, want zowel kopmannen als knechten kunnen hun doelen missen door ziekte, valpartijen en andere zaken die de geplande voorbereiding verstoren. Maar ze geven al wel een bepaalde richting aan.”
Enkele dagen voor de wedstrijd begint een tweede serieus deel van het werk. “In de eerste plaats houden we de weersvoorspellingen nauwlettend in de gaten. Hoe de wind zal staan, is vaak een belangrijke factor. Daarin is de taak van een ploegleider de laatste jaren geëvolueerd. We beschikken over apps waarin we de GPX-bestanden van het wedstrijdparcours inladen, en waarmee we kunnen kijken hoe de wind zal staan op welk deel van het parcours. Eventuele moeilijke stroken, hindernissen en beklimmingen kennen we uiteraard. Maar ook waar het licht omhoog of naar beneden loopt, kunnen we op deze manier zien. Daarnaast zijn sinds kort de vaste bevoorradingspunten weggevallen. Hierdoor hebben we volledig zelf de keuze waar we onze verzorgers posteren. Dat wordt bepaald in functie van hellingen en cruciale stroken op het parcours, en van de windrichting. Ook dat is een extra verantwoordelijkheid die bij de sportdirecteur komt te liggen. Enerzijds een moeilijkheid, maar anderzijds krijg je nu niet meer de situatie waarbij één of twee renners aan de wagen bevoorrading voor de ganse ploeg gaan halen om vervolgens de koers helemaal te laten losbarsten op het moment dat alle andere renners zich bevoorraden aan een vast punt. Vooral de Rabobankploeg stond daar in het verleden om gekend”, weet Hans nog vanuit zijn eigen periode als renner
Een vaak gehoorde stelling is dat je moet uitgaan van je eigen sterkte. Toch is ook belangrijk om te kijken naar de concurrentie. “Vanaf het moment dat de deelnemerslijsten definitief zijn, kan je beginnen nadenken over welke tactiek de concurrentie mogelijks zal hanteren. Soms moet je zelf je wedstrijd ook afstemmen op die van anderen. Dat betekent niet per definitie dat je afwachtend moet rijden, maar wel dat je op het juiste moment op de juiste plaats moet zitten. Maar je kan nog zoveel mogelijk tactische richtlijnen meegeven als je wil, uiteindelijk moet een renner ook nog in staat zijn om te doen wat van hem verwacht wordt. Met andere woorden, de benen moeten het nog kunnen ook. Tactiek alleen leidt zelden of nooit tot een overwinning, en de winnaar heeft altijd gelijk. Soms stijgt een renner ook boven zichzelf uit, en overtreft hij de verwachtingen van zowel de eigen ploeg als van de concurrentie. Ook dat is het mooie aan koers.” Zeker grote rondes hebben nog steeds een bepaalde onvoorspelbaarheidsfactor. “Tadej Pogacar leek vorig jaar uitgeteld na de eerste Tourweek, behaalde vervolgens etappewinst en trok het eindklassement naar zich toe”, geeft Hans De Clercq een mooi voorbeeld uit het recente verleden. Om de voorspelbaarheid van een grote ronde te doorbreken en de spanning – en mogelijks dus commerciële waarde – te vergroten, durven organisatoren wel eens afwijkende parcoursen voor te schotelen met een grind- of kasseienetappe. En hoewel er veel discussie bestaat over het feit of dergelijke etappes een plaats hebben in een Giro, Tour of Vuelta, moet je er rekening mee houden zolang ze bestaan. “Het zou bijvoorbeeld kunnen dat de ploegen van de favorieten een extra klassieke renner meenemen om zijn kopman te beschermen en bij te staan tijdens zo’n hectische etappe met de allures van een klassieker. De Tour winnen kan je er haast niet, maar hem verliezen des te meer. Maar een extra voorjaarsrenner in de ploeg, betekent ook dat iemand anders plaats moet ruimen. Dat je mogelijks een goede knecht minder hebt voor tijdens de heuvel- en bergetappes. Dat zijn ook allemaal keuzes die je als ploegleider op voorhand en doordacht moet maken”, schetst Hans
In het hedendaagse wielrennen zijn er een aantal vaste stramienen die maar moeilijk te doorbreken zijn. De momenten waarop een vroege vlucht de eindstreep haalt, zijn bijvoorbeeld erg schaars. En wanneer draaide de Waalse Pijl voor het laatst niét uit op een ontploffing op de Muur van Hoei? “Enkel extreme weersomstandigheden of een plotse verandering ervan kan een invloed hebben die bepalend is voor het wedstrijdverloop. Maar voor het overige heeft elke ploeg één of twee plannetjes voor onderweg, zeker niet meer. Vaak is dat de absolute kopman en net daaronder een sterke renner die het in een sprint eventueel kan afmaken.” Om bepalend te zijn, is de sterkte van de ploeg in de breedte belangrijk. “De grote machtsblokken zullen altijd proberen om sterke concurrenten met een mindere ploeg snel te isoleren zodat ze vaker onnodige krachten verspelen omdat ze dan zelf moeten reageren en achtervolgen.”
En daar komt helaas voor een stuk ook het financiële aspect kijken. Ploegen die het zich kunnen veroorloven om meerdere toppers binnen te halen en zo in de breedte een beter blok uit te bouwen, trekken vaker aan het langste eind. “Uiteraard zijn er steeds uitzonderingen, maar over het algemeen bekeken hebben sterke blokken een serieuze streep voor om een overwinning naar zich toe te trekken. Natuurlijk is daar wel het voorbehoud dat zoiets enkel lukt wanneer de toppers allemaal rijden volgens de afspraken. Een ploeg met alleen maar kopmannen, dat werkt ook niet. Maar renners die elders kopman zouden kunnen zijn, cijferen zich steeds sneller en vaker weg in een dienende rol. Wat maakt dat het algemene niveau omhooggegaan is, omdat ze vaak al van in het begin van de wedstrijd vol aan de bak gaan.”
Voor kleinere ploegen zoals Sport Vlaanderen is het dan ook anders koersen. “In kleinere wedstrijden starten we steeds met het idee dat we ook kans maken om te winnen. Maar in de grote klassiekers gaat het voor ons vooral om onze renners ervaring te laten opdoen. We blijven immers onze rol vervullen als kweekvijver voor talenten van eigen bodem.” Om die ervaring op te doen, is communicatie tijdens de wedstrijd van cruciaal belang volgens Hans De Clercq. “Een vaak gehoorde kritiek is dat renners robots geworden zijn dankzij de oortjes in de koers, maar dat is heel kort door de bocht. Net zoals tactiek die op voorhand besproken wordt, moeten ook bij bijsturingen onderweg de benen nog mee willen. Bovendien is iedere renner die in onze ploeg én andere ploegen doorstoot naar het profniveau een topper geweest in zijn jeugdjaren. Waar ze amper of geen nood hadden aan tactiek. Hen iets bijbrengen tijdens de wedstrijden zelf, is veruit het meest efficiënt”, klinkt het nog
Oud-renster Jolien D’hoore, die zichzelf naast een rijkgevuld palmares op de piste ook naar de overwinning reed in Gent-Wevelgem en naar een tweede plaats in de Ronde van Vlaanderen, zag het vrouwenwielrennen de afgelopen jaren een gedaanteverwisseling ondergaan wanneer het aankomt op tactiek. “Een kleine tien jaar geleden ging het nog om rijden, rijden, rijden. En dan zag je het peloton uitwaaieren over de ganse breedte van de weg. Door de komst van mannelijke ploegleiders die actief zijn geweest in het profwielrennen, kent tactiek steeds meer zijn ingang in het dameswielrennen. In die mate dat het allemaal erg vergelijkbaar geworden is. Met de komst van meerdere sterke ploegen, is het niveau in de breedte bovendien fors omhooggegaan. En doordat die ploegen allemaal niet één maar vaak twee pionnetjes kunnen inzetten als kopvrouw, krijgt het tactisch steekspel écht vorm. Tegelijkertijd moet er wel over gewaakt worden dat heel het financiële aspect niet uit de hand loopt. Mogelijks moet er dus tijdig ingegrepen worden”, doelt Jolien op financiële spelregels inzake transferbeleid.
Dat er toch nog enkele verschillen bestaan tussen dames- en herenwielrennen, vindt Jolien D’hoore vanaf de zijlijn meer dan prima. “Ondanks de intrede van meer tactiek, is de factor onvoorspelbaarheid bij de vrouwen nog steeds aanwezig. De wedstrijden zijn net iets minder berekend, en er is steeds het gevoel van ‘je weet maar nooit’. De Olympische titel van de Oostenrijkse Anna Kiesenhofer is daarvan misschien wel het perfecte voorbeeld. Al wist zij als wiskundige zelf wel schijnbaar heel goed waarmee ze bezig was. Zo’n verhalen maken de sport aantrekkelijker, en als supporter vind ik het daarom prima dat dergelijk verschil tussen dames en heren blijft bestaan in de wielersport.”
Op de vraag of tactiek een wezenlijk onderdeel van jeugdopleidingen moet uitmaken, antwoordt Jolien stellig. “Ik zou er niet te vroeg mee beginnen. Jongeren moeten vooral plezier maken en gewoon koersen. Door ervaring komen bepaalde zaken vanzelf, en later is het de taak van een goede ploegleider om de tactische kennis van zijn of haar renners bij te schaven.”